Geheime Nederlandse steun aan de oorlog van Bush
VD AMOK, tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren, jaargang 14, nummer 4, 2005

Of het nu gaat om de val van Srebrenica, de rechtvaardiging van de NAVO-bombardementen op Kosovo, de geheime Amerikaanse steun aan Albanese rebellen in Macedonië of omstreden wapenleveranties aan Indonesië – het VPRO-radioprogramma Argos heeft een reputatie opgebouwd als het gaat om onderzoeksjournalistiek ten aanzien van defensievraagstukken. Op 14 mei 2004 berichtte Argos over geheime operaties van Nederlandse commando's in Afghanistan en Irak. Belangrijkste onthullingen: Nederland gaf – in tegenstelling tot wat officieel verkondigd werd – méér dan alleen 'politieke steun' aan de Irak-oorlog, en de geheime inzet van Nederlandse special forces lijkt ingegeven door buitengewoon zware verliezen onder hun Amerikaanse collega's. Argos-medewerker Huub Jaspers presenteerde dit onderzoek tijdens de Global Investigative Journalism Conference dit jaar in Amsterdam.

Van juli 2003 tot april 2005 werd een onderdeel van 1.200 Nederlandse militairen onder de naam SFIR (Stabilisation Force IRaq) ingezet in Irak. SFIR vertrok twee maanden na de val van Saddam Hoessein, waarbij de Nederlandse regering nadrukkelijk vaststelde dat SFIR geen deel uitmaakte van de Brits-Amerikaanse bezettingsmacht maar een Stabiliseringsmacht vormde in de betrekkelijk rustige provincie Al Moethanna. Tijdens de missie van SFIR werden twee Nederlandse soldaten gedood en verschillende Irakezen werden door Nederlandse troepen gedood bij doorlaatposten of tijdens patrouilles.

Al maanden voor SFIR begon waren de Nederlandse strijdkrachten – landmacht, luchtmacht en marine – betrokken bij de oorlog tegen Saddam – op kleine schaal en in het diepste geheim. Tot de val van Bagdad beweerde de Nederlandse regering dat Nederland de oorlog tegen Saddam 'politiek maar niet militair' steunde. In het VPRO-programma Argos van 14 mei 2004 werd verslag gedaan van de geheime Nederlandse steun voor de oorlog van Bush. PvdA buitenlandwoordvoerder Bert Koenders gaf als commentaar: "Als jullie bevindingen kloppen heeft de regering een groot probleem." Zijn collega Bert Bakker van D66 verklaarde: "Het gaat niet alleen maar om het parlement, het gaat ook om een groot deel van de regering dat hier vaak niets vanaf weet."

Clandestiene F-16 vluchten boven Irak

Ons onderzoek begon in de herfst van 2002 toen we informatie kregen uit verschillende anonieme bronnen. In een aantal gevallen kenden we die bronnen al langer en waren we vanaf het begin overtuigd dat hun informatie klopte. In andere gevallen kenden we de bronnen niet en waren eerder sceptisch. We begonnen de informatie en de bronnen te verifiëren.

De eerste tip die we kregen van iemand die we nog niet kenden was dat de Nederlandse F-16's die voor operatie Enduring Freedom vlogen vanaf luchtmachtbasis Manas in Kirgizië, verkenningsvluchten uitvoerden boven Irak om het VS-leger te voorzien van inlichtingen. We konden het eerst niet geloven, maar onze informant hield voet bij stuk en verschafte ons interessante details, onder meer over een noodlanding. Op Internet vonden we een website van een Nederlandse soldaat die betrokken was bij Enduring Freedom. Die site wijdde een aparte pagina aan de noodlanding. We vonden daar details die overeenkwamen met het verhaal van onze informant. Op de site was te lezen dat sommige details verwijderd waren. Dat maakte ons natuurlijk nieuwsgierig. We kwamen achter het telefoonnummer van de beheerder van de site. Hij vertelde ons dat het ministerie van defensie hem opdracht had gegeven om bepaalde details van de site te halen. Toen we naar de reden vroegen aarzelde de soldaat. Het gesprek werd abrupt afgebroken toen we begonnen over de voorbereidingen van de oorlog tegen Irak. Vervolgens belden we het ministerie van defensie en vroegen waarom de gegevens van de website moesten worden verwijderd. We kregen geen bevredigend antwoord. Toen we het ministerie vroegen of Nederlandse F-16's of piloten verkenningsvluchten boven Irak hadden uitgevoerd werd dat ontkend. Maar het ministerie overtuigde ons niet. Uiteindelijk lukte het ons naam en telefoonnummer van een van de betrokken F-16 piloten te vinden. Toen we hem belden werd hij woedend. "Goed dat ik je naam weet," schreeuwde hij. "De inlichtingendiensten zijn hier al mee bezig." Daarna werd de verbinding verbroken.

Nadat we dit verhaal hadden uitgezonden werden er onmiddellijk vragen gesteld in het parlement. De vragen werden al na vijf dagen beantwoord: de regering ontkende alles. Maanden later kwamen we erachter dat de regering tegelijkertijd na overleg met kamervoorzitter Frans Weisglas een zeer select gezelschap kamerleden vertrouwelijk op de hoogte van geheime activiteiten van in Kirgizië gestationeerde Nederlandse F-16's. De minister belde hierover met drie leden van de parlementaire commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de zogeheten 'Commissie Stiekem' Opmerkelijk is dat het niet ging om de commissie als zodanig, maar om de leden van de commissie. Op dat moment was dit de meest vertrouwelijke manier waarop de regering het parlement kon informeren. Het wees er ook op dat de zaak in de ogen van de minister na onze uitzending erg urgent was. Ik kan niet onthullen hoe ik aan de informatie over deze gang van zaken kom. Wel kan ik de namen noemen van de kamerleden die in april 2003 de 'Commissie Stiekem' vormden en die door de minister vertrouwelijk werden geïnformeerd: Maxime Verhagen (CDA), Wouter Bos (PvdA) en Jozias van Aartsen (VVD). Overigens werd de Tweede Kamer ook vertrouwelijk geïnformeerd over activiteiten van de Walrus-onderzeeër en inlichtingenoperaties door Nederlandse commando's in Irak en Afghanistan – dit naast de openbare informatie die de regering hierover verstrekte aan de volksvertegenwoordiging.

De F-16 vluchten waren niet de enige militaire bijdrage van de Nederlandse regering aan de voorbereidingen voor de oorlog tegen Saddam. Zo was in de herfst van 2002 een Nederlandse Walrusonderzeeër betroken bij een inlichtingenoperatie in de Golfregio. In eerste instantie bevestigde staatssecretaris van defensie Cees van der Knaap op 21 november publiekelijk voor een camera van RTL TV dat de missie van de Walrus deel uitmaakte van de voorbereidingen voor de oorlog tegen Saddam. Maar later noemde het ministerie dit een 'slip of the tongue' en ontkende de uitleg van de staatssecretaris. Een dag voor de uitspraak van Van der Knaap had premier Balkenende na een bespreking met president Bush aan de vooravond van de NAVO-top in Praag publiekelijk aangegeven dat de Nederlandse regering overwoog een militaire aanval op Irak te steunen. Minister van Buitenlandse Zaken Jaap de Hoop Scheffer (de huidige secretaris-generaal van de NAVO) deed soortgelijke uitlatingen.

Een typisch Nederlands compromis

In de dagen en weken die volgden op de bijeenkomst in Praag werd het duidelijk dat de bereidheid van de Nederlandse regering om toe te treden tot de Coalition of the willing politieke problemen opleverde.

Ten eerste werd het steeds duidelijker dat twee leidende landen van de EU, Duitsland en Frankrijk de oorlog niet zouden steunen. Traditioneel is Nederland, dat zichzelf ziet als de 'grootste van de kleine NAVO-landen' niet alleen één van de trouwste bondgenoten van de VS, maar ook één van de voortrekkers van de Europese integratie. De dreigende splitsing binnen de EU was dus een groot probleem in de ogen van de Nederlandse politieke elite.

Ten tweede was het zeer twijfelachtig of de meerderheid van de Nederlandse bevolking blij zou zijn met de Nederlandse deelname aan de oorlog. De algemene verkiezingen zouden op 22 januari 2003 worden gehouden en dat leverde met name voor het CDA een probleem op.

Ten derde was de verwachting dat de sociaal-democraten bij de verkiezingen versterkt terug zouden komen en dat het CDA gedwongen zou zijn een nieuwe regering te vormen met de PvdA. De PvdA had duidelijk verklaard de oorlog van Bush tegen Saddam niet te willen steunen. Het was een typisch Nederlands compromis van het CDA om na de verkiezingen tijdens de moeizame onderhandelingen met de sociaal-democraten aan te bieden dat Nederland de oorlog van Bush en Blair 'politiek maar niet militair' zou steunen.

Een vooraanstaande Britse militaire expert, Julian Lindley French vertelde me dat in die tijd binnen internationale defensiekringen een grap de ronde deed: "De Nederlanders wachten met de vorming van een regering tot de oorlog voorbij is. Dan hoeven ze niet te kiezen of ze meedoen of niet." Het is nooit helemaal duidelijk geworden of Wouter Bos en de zijnen het compromis van de christen-democraten hadden geaccepteerd. De onderhandelingen mislukten en het CDA ging in zee met de VVD en D66. De nieuwe regering bleef bij het compromis van politieke maar geen militaire steun tot mei 2003 toen Bagdad en Tikrit, het laatste bolwerk van Saddam, waren gevallen. De regering begon haar werk op 27 mei en besloot tot de uitzending van SFIR, een Stabilisatiemacht van 1.200 militairen naar een betrekkelijk vreedzame provincie in het zuiden van Irak. In juli 2003 kwamen de eerste SFIR-militairen aan in Irak.

Een Nederlandse overste treedt op met generaal Tommy Franks

Drie maanden eerder, op 22 maart 2003, stond een Nederlandse officier op het podium tijdens de eerste persconferentie van CENTCOM commandant generaal Tommy Franks, de opperbevelhebber van Operatie Iraqi Freedom in Qatar. De oorlog was twee dagen eerder begonnen. Voor het wereldwijde TV-camerafront stelde hij overste Jan Blom voor – naast luchtmaarschalk Brian Burridge (Groot-Brittannië), brigadegeneraal Maurie McNarn (Australië) en vice-admiraal Per Tidemand (Denemarken). De deelname van de Nederlandse officier leidde tot opschudding bij de publieke opinie en het parlement in Nederland. Waarom was een Nederlandse officier op het podium gevraagd? De Britten, de Australiërs en de Denen waren openlijk betrokken bij de operatie. Andere naties, die ook met troepen deelnamen, stonden niet op het podium. "Dit was niet gebeurd als de Nederlanders niet rechtstreeks militair betrokken waren bij Operatie Iraqi Freedom," vertrouwde een hoge inlichtingenofficier mij op basis van anonimiteit toe. De Nederlandse regering ontkende elke militaire deelname en beweerde dat de aanwezigheid van de Nederlandse overste op een misverstand berustte.

Geheime missies van de Nederlandse special forces

De formule 'politieke maar geen militaire steun' kon de militaire missies die werden uitgevoerd ter ondersteuning van de oorlog van Bush niet ongedaan maken: een inlichtingenoperatie van een Nederlandse onderzeeër in de Golf, verkenningsvluchten boven Irak door Nederlandse F-16's en ten slotte de clandestiene operaties van de Nederlandse special forces van het Korps Commandotroepen (KCT) uit Roosendaal.

Argos kreeg uit verschillende bronnen informatie over deze special forces operaties. In januari vertelde een voormalig officier van de special forces ons dat Nederlandse special forces zich voorbereidden in Oman. Van een Westeuropese inlichtingenofficier hoorden we een verhaal over een Deens inlichtingenrapport dat was uitgelekt naar andere NAVO-bondgenoten. Het was een operatieverslag van 4 maart 2003 over een lange afstand verkenningspatrouille van Deense special forces in Irak. Het verslag sprak van "attached parts NL forces". Volgens onze bron kon dit erop wijzen dat Nederlandse special forces onder Deens commando betrokken waren bij lange afstand verkenningspatrouilles van Deense special forces in Irak. Uit verschillende bronnen, waaronder een bron die dicht in de buurt van de Britse SAS zat, kregen we informatie over Nederlandse special forces die betrokken waren bij de opening van een tweede front in het noorden van Irak, nadat de Turkse regering had geweigerd zijn grondgebied ter beschikking te stellen voor de opmars van coalitietroepen. De operatie werd volgens onze bronnen geleid door 720th Special Tactics Group van 5th American Special Forces Group.

BBC-verslaggever John Simpson was op dat moment bij de Amerikaanse troepen in Noord-Irak en werd wereldnieuws toen zijn konvooi in april 2003 zwaar werd getroffen door friendly fire. Simpson werd gewond en zijn tolk werd gedood. In ons programma van 14 mei 2004 vertelde Simpson van Amerikaanse special forces te hebben gehoord dat Britse en andere special forces van bondgenoten de Amerikanen in Noord-Irak hielpen. Later had Simpson gehoord dat hierbij ook Nederlandse special forces hoorden.

Het ligt in de aard van de special forces operaties dat ze in de grootste geheimhouding worden verricht, daarom was het ons duidelijk dat het erg moeilijk zou zijn om officiële bevestiging van een en andere te krijgen. De Nederlandse regering weigerde bijvoorbeeld onze vraag te beantwoorden of er een officieel verzoek van de Amerikaanse regering was gekomen om Operatie Iraqi Freedom met special forces te ondersteunen. Maar van de woordvoerder van de Deense minister van defensie kregen we te horen dat Den Haag in november 2002 exact hetzelfde verzoek van Washington gekregen had als Kopenhagen. De Amerikanen hadden bij beide NAVO-bondgenoten steun gevraagd op een viertal terreinen: luchttransportcapaciteit, korvetten, onderzeeërs en special forces.

Kerngroep ministers beslist

In het geval van Afghanistan stichtte minister Kamp grote verwarring in de Tweede Kamer over het steunverzoek dat Nederland gekregen had. Tijdens een Kameroverleg op 4 november 2003 antwoordde hij op vragen van Marijke Vos van GroenLinks dat de Amerikanen Nederland wel informeel hadden gesondeerd maar niet formeel hadden verzocht om militaire steun. Dit corrigeerde de minister twee weken later middels een brief: de Amerikanen hadden toch wel degelijk ook een formeel steunverzoek aan Nederland gericht. Toen we dit voorlegden aan professor Rob de Wijk van Instituut Clingendael in Den Haag wees hij ons er zonder omwegen op dat dit betekende dat de Nederlandse regering al bij het informele verzoek positief moest hebben geantwoord. Sonderen doen de VS immers om uit te sluiten een blauwtje te lopen bij een formeel verzoek. "Zo werkt het," aldus De Wijk.

Dan volgt in de brief een zin die wederom aan exegese moet worden onderworpen: "Dit heeft destijds echter niet geleid tot een voorstel aan de ministerraad." De indiener van de desbetreffende vraag, Kamerlid Marijke Vos, las in deze zin – zoals vermoedelijk de overgrote meerderheid van haar collega's – een afwijzing van het Amerikaanse verzoek door Nederland. Achteraf moet Vos toegeven dat dit helemaal niet in de brief van de minister staat. Om dit te begrijpen moet men weten dat voor de inzet van commando's bij speciale operaties in augustus 2000 een speciale procedure is afgesproken, waarbij niet per se de hele ministerraad hoeft te worden betrokken maar een kerngroep van het kabinet kan beslissen – zonder op dat moment de rest van het kabinet en het parlement te informeren. "Als je goed naar die procedure kijkt en dan nog eens deze zin daarnaast legt, dan zou het mogelijk kunnen zijn dat minister Kamp heeft bedoeld dat er wel degelijk een voorstel is besproken in die kerngroep van ministers, die deelgroep van de ministerraad. En het zou zelfs kunnen betekenen dat er wel Ja is gezegd op het verzoek van de Amerikanen. Alleen wij hebben dat indertijd anders geïnterpreteerd. Wij hebben gedacht: ze hebben gewoon Nee gezegd tegen de Amerikanen." Aldus Marijke Vos.

Terug naar Irak. Naar aanleiding van onze uitzending schreef minister Kamp op 2 april 2003 in een brief aan de Tweede Kamer: "Er hebben geen Nederlandse militaire eenheden deelgenomen aan operaties op het grondgebied van Irak." Op het eerste gezicht lijkt dit een ontkenning van de feiten waarover Argos berichtte. In werkelijkheid laat deze formulering zelfs de deelname van Nederlandse commando's aan operaties op het grondgebied van Irak open, omdat die commando's niet per se als complete Nederlandse eenheden opereren. Dat was overigens ook wat onze bronnen ons hadden verteld: kleine groepen Nederlandse commando's hadden samen met commando's van andere landen lange afstand verkenningen uitgevoerd in Irak. Deze kanttekening bij de brief van de minister lijkt misschien muggenzifterig, maar dit soort operaties zijn uiterst geheim en dan luistert elk woord in een officiële mededeling nauw.

In januari 2004, meer dan een half jaar na de val van het regime Saddam Hoessein en bijna een half jaar nadat de Nederlandse SFIR missie operationeel was geworden in Zuid-Irak, had Argos een interview met minister van defensie Henk Kamp. Toen mijn collega's Gerard Legebeke en Sanne Boer op het ministerie in Den Haag aankwamen werden ze aangeklampt door een hoge ambtenaar. "Ik wil wel met jullie afspreken dat jullie de minister geen vragen stellen over die vermeende geheime operaties in Irak, waar jullie afgelopen voorjaar over hebben bericht." Het interview ging over de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht en niet over Irak, dus die afspraak was makkelijk gemaakt. Maar onze nieuwsgierigheid naar de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog tegen Saddam werd wel extra aangewakkerd door deze ambtelijke interventie. Waarom was het ministerie zo bang dat de minister naar deze aangelegenheid zou worden gevraagd? Zou het moeilijk zijn voor hem het te ontkennen?

Enorme verliezen van special forces

We hebben ook de achtergrond van de Amerikaanse verzoeken aan verschillende bondgenoten om special forces naar Irak en Afghanistan te sturen onderzocht. Hebben de Amerikaanse special forces te kampen met zware verliezen? Het was niet gemakkelijk om concrete informatie hierover te vinden. Het Pentagon deelde ons mee geen cijfers te kunnen verschaffen. Ook de expert op het gebied van Amerikaanse special forces, Tim Brown van Globalsecurity.org had geen cijfers. Hij legde ons uit dat het Pentagon de hoogte van de verliezen aan special forces geheim houdt. Brown zei dat in sommige gevallen doden die tijdens gevechten waren gevallen werden gecamoufleerd, bijvoorbeeld als opleidingsongelukken. "Ze zeggen dan gewoon: ze waren aan het oefenen en hun helikopter stortte neer," aldus Brown.

We vonden na uitgebreid zoeken een website met cijfers over alle Amerikanen die in de oorlogen in Irak en Afghanistan zijn gesneuveld, uitsluitend gebaseerd op officiële mededelingen van het Pentagon en de Amerikaanse strijdkrachten. In sommige gevallen werd behalve de namen van de gevallenen hun special forces achtergrond vermeld. Maar een groot aantal special forces gesneuvelden worden niet vermeld als special forces. Dus zochten we door met de individuele namen in honderden websites: lokale kranten en organisaties, persoonlijke websites, veteranenorganisaties, militaire sites etc.

Een vroegere officier van de special forces wilde ons helpen op basis van anonimiteit. Met zijn hulp kwamen we erachter dat meer dan 50% van de gesneuvelde Amerikaanse militairen in Afghanistan en bijna 10% van die in Irak special forces waren. Het werd duidelijk dat de verliezen van de Amerikaanse strijdkrachten dramatisch waren toen we naar de gewonden keken. Hier hadden we geen cijfers en geen namen. Maar van het Amerikaanse militair hospitaal in Landstuhl (Duitsland) kregen we totaalcijfers voor alle Amerikaanse militairen die vanwege ernstige militaire redenen naar dit hospitaal waren geëvacueerd vanuit Afghanistan en Irak. De totaalcijfers tot 20 april 2004, de dag dat we het hospitaal in Landstuhl bezochten, waren meer dan 2.300 voor Afghanistan en meer dan 11.400 voor Irak. De voormalige special forces officier die ons hielp bij de interpretatie van de cijfers, zei dat het verantwoord was aan te nemen dat het percentage special forces onder de gewonden gelijk zou zijn aan dat onder de doden. Zo konden we berekenen dat de totale verliezen van Amerikaanse special forces in Afghanistan en Irak tussen de herfst van 2001 en het voorjaar van 2004 meer dan 2.200 moest bedragen. Om exact te zijn, onze berekening kwam uit op 114 gedode Amerikaanse special forces en 2.112 die naar het hospitaal in Landstuhl waren geëvacueerd.

We konden geen officieel commentaar krijgen op deze berekening. Maar defensie-expert professor Rob de wijk van Clingendael was bereid een kritische blik op onze bevindingen te werpen. Hij legde uit: "Dat is een gigantisch aantal, temeer omdat het aantal Special Forces in de wereld niet zo groot is. Op alle bondgenoten wordt op dit ogenblik druk uitgeoefend om Special Forces te leveren. Wat dat betreft is jullie berekening van de verliezen echt een openbaring. Want het betekent dat het een verklaring is waarom de Amerikanen dat doen. De verliezen zijn gewoon veel te groot."

Toen het NOS Journaal later op basis van enkele notities in het justitiële dossier in 'de zaak Erik O.' berichtte dat Nederlandse speciale eenheden diverse keren zijn ingezet bij speciale militaire operaties in het buitenland leidde dat tot een golf van publiciteit en een spoeddebat in de Tweede Kamer. Daarbij kwam de regering zwaar onder vuur te liggen. Niet zozeer omdat ze Nederlandse militairen in het geheim mee had laten doen aan deze acties met soms dodelijke afloop, maar omdat de 'staatsgeheime' informatie hierover was uitgelekt naar de media. Het ministerie van defensie spande een kort geding aan tegen het NOS Journaal om de uitzending van het item te verbieden. Pas nadat het Journaal had toegezegd de plaatsen van inzet en de betreffende data weg te laten uit het bericht, mocht het item van de rechter worden uitgezonden.

Huub Jaspers
Argos, VPRO


KADERTEKST

De geheime gemeenschap van de special forces

Een dag na het spoeddebat in de Tweede Kamer over geheime buitenlandse operaties door Nederlandse speciale eenheden maakte Argos een vervolguitzending over de rol van Nederlandse commando's in Irak en Afghanistan. Daarin lieten we de voormalige special forces-officier die ons bij de research voor de uitzending van 14 mei had geholpen, uitleggen hoe het kan dat buitenlandse militaire bronnen op de hoogte zijn van de deelname van kleine groepen Nederlandse commando's aan uiterst geheime operaties. Omdat de officier anoniem moest blijven, typten we zijn woorden letterlijk uit en lieten we ze naspreken door een VPRO-lezer.

"Special forces vormen een hechte gemeenschap, ook internationaal. We kennen elkaar. We komen elkaar tegen in onze opleiding, bij gezamenlijke internationale oefeningen die twee of drie keer per jaar worden gehouden en ook bij militaire operaties zelf als we echt worden ingezet. Om een voorbeeld te geven: in Kosovo zit een special forces groep voor gevaarlijke arrestaties. Daarin zitten permanent specialisten uit verschillende landen, die dus intensief contact met elkaar hebben.

Nederland heeft de afgelopen tien jaar aan verschillende special forces operaties op de Balkan deelgenomen. Elk land heeft zo zijn eigen specialiteiten. De Fransen zijn bijzonder goed als het gaat om het overwinnen van hindernissen, de Duitsers zijn goed in de planning van een operatie, de Nederlanders zijn goed in verkenning, enzovoorts.

Van die specialiteiten wordt ook gebruik gemaakt in onze opleiding, die zeer intensief is en meerdere jaren duurt. (...) Als je deelneemt aan een internationale oefening die bijvoorbeeld twee weken duurt, ga je daarna soms nog een week samen parachute springen. Daarbij is er dan ook veel ruimte voor gezellig samen zijn en uitwisseling van ervaringen."

word-doc

pdfversie